donderdag 29 januari 2015

poëzieweek 2015, een gratis sonnettenkrans!


wie tijdens de poëzieweek voor tenminste € 12,50 aan poëzie koopt, krijgt de sonnettenkrans 'giro giro tondo', geschreven door ilja leonard pfeijffer als geschenk. zo'n sonnettenkrans is een knap staaltje werk. pet af voor de schrijver. echter, in de bijlage van de volkskrant van afgelopen zaterdag liet de schrijver in een interview optekenen dat hij (tot iemand zich bij hem zou melden) de eerste dichter zou kunnen zijn die een dergelijk werkstuk in het nederlands taalgebied had volbracht. aangezien ik in 2012 een krans maakte, heb ik me bij hem gemeld, ook bij de redacteur van de krant, maar u weet hoe dat gaat. 
en ik ben niet de enige, vele namen (ook 'van naam') zijn al genoemd.
ik beweer niet dat mijn sonnettenkrans perfect is, sterker nog, ik wijk in het laatste sonnet af van de structuur door over te gaan naar wat een 'engels sonnet' wordt genoemd, met vier kwatrijnen en een distichon, maar ik geef hem de lezer ook als geschenk. u hoeft niet eens voor € 12,50 aan poëzie te kopen. dat is nog meer voor niks dan gratis.

een kus van u (sonnettenkrans)

een kus van u (eerste sonnet)

het is wat ik nooit eerder vroeg
maar nooit stond ik voor heter vuur
de wens die ik u zwijgend stuur
een kus van u is mij genoeg

een kus van u brengt mij tot rust
brengt koelte op mijn koortsig vel
dat is wat ik veronderstel
u heeft mij immers nooit gekust

welwilligheid op uw gelaat
ik ben genageld aan de grond
u tuit uw mond, geen woord maar daad

u honoreert mijn wens terstond
ik weet dat één kus echt volstaat
u riekt een beetje uit de mond

een kus van u (tweede sonnet)

u riekt een beetje uit de mond
maar het is niet onaangenaam
het maakt mij lichtjes onbekwaam
ik wankel wat op vaste grond

uw schoonheid die mij zo verblindt
uw zachte walm van bellefleur
uw lippen als gesloten deur
u maakt mij willoos als een kind

als ik toch eens uw mond indrong
ach open toch die mooie voeg
ik heb verlangen naar uw tong

een kus van u is niet genoeg
uw smaak die zo diep oversprong
ziet u niet hoe ik met u zwoeg?

een kus van u (derde sonnet)

ziet u niet hoe ik met u zwoeg?
al mijn gedachtes houdt u vast
ik wens dat ik u straks betast
een kus van u is niet genoeg

de binnenzijde van uw wang
de vochtigheid die ik behoef
opdat ik heel uw wezen proef
dat is wat ik intens verlang

verborgen achter uw gebit
als bijna niet te winnen grond
waar uw geheim verscholen zit

ach opent u uw mooie mond
de poort die ik als toegang bid
waarom ontsteekt uw geur mijn lont?


een kus van u (vierde sonnet)

waarom ontsteekt uw geur mijn lont?
u lijkt haast niet van deze aard
als in de hemelen bewaard
tot cupido u neerwaarts zond

een kus van u zal wonders doen
ontsluiert wat verborgen is
seconden van verbintenis
een kus van u ontstijgt een zoen

ach laat mij toch uw lippen door
een kus van u is toverij
dat stel ik mij althans zo voor

hoe maakt u mijn begeerte vrij?
u weet dat ik u toebehoor
ik zoek uw kus, verschoont u mij

een kus van u (vijfde sonnet)

ik zoek uw kus, verschoont u mij
vergeeft u mij de stille wens
ik zie in u de mooiste mens
het is geen loze vleierij

u voedt in mij een hunkering
het gloeit zodanig in mijn lijf
dat ik van zinnigheid verstijf
uw lippen, ach, die flonkering

uw mond beweegt niet, ik geef toe
dat moed schier in de schoenen zakt
maar toch ben ik de dorst niet moe

nooit eerder heb ik zo gesnakt
zo streef ik naar een entre nous
zo zucht ik naar een mild kontakt

een kus van u (zesde sonnet)

zo zucht ik naar een mild kontakt
te weten hoe u kussen smaakt
ten diepste heeft u mij geraakt
mijn weerstand is door u verzwakt

uw tong ligt in uw mond verschanst
oh, als zij zich vertonen kan
terwijl ik dan de mijne span
zodat zij met de uwe danst

een kus van u zal hemels zijn
verbreek de ban en maak mij vrij
behoed mij voor een hartepijn

ontsluit voor mij uw tandenrij,
de toegang tot het warm terrein
langs lippenweefsel zacht als zij

een kus van u (zevende sonnet)

langs lippenweefsel, zacht als zij
mevrouw, als dat mijn route was
uw mondholte als de matras
waar ik me zwijgend naast u vlei

de kus van u, die ik zo zoek
daar waar uw glimlach mij verlokt
en maakt dat nu mijn adem stokt
de drang die martelt als een vloek

mevrouw, ik bid u, zie mij aan
en zie hoe heel mijn lijf verstrakt
probeert u toch mij te verstaan

de wens dat u mijn handen pakt
en mij vervolgens laat begaan
dat mijn mond aan de uwe plakt

een kus van u (achtste sonnet)

dat mijn mond aan de uwe plakt
is dat niet wat u voelen wil?
ziet u niet hoe ik bijkans tril
nu zo’n begeerte mij verzwakt?

een kus van u, dat is mijn doel
zo zacht genesteld in uw smaak
gebiedt mij dat ik u vermaak
mevrouw, mevrouw, u lijkt zo zwoel

wendt u niet af, het wordt mijn dood
u bent voor mij toch niet beducht?
uw lippen winnen wat aan rood

te plukken lijkt mij nu uw vrucht,
verneem ik van uw ademstoot,
uw reuk bezwangert heel de lucht

een kus van u (negende sonnet)

uw reuk bezwangert heel de lucht
’t aroma maakt mij tot uw knecht
ik doe voor u wat u maar zegt
ik onderwerp mij aan uw tucht

is dat wat u eerst van mij wilt?
geen eis van u is mij te veel
maar valt mij wel uw kus ten deel
als u mij tot uw dienaar drilt?

maar nee, uw glimlach zegt genoeg
u ziet mevrouw, ik sloof mij uit
voor slechts de kus die ik u vroeg

u lacht nu zacht, maakt geen geluid
oh, open mond die ik bejoeg!
zo lokt lijkt het uw malse fruit

een kus van u (tiende sonnet)

zo lokt lijkt het uw malse fruit
te proeven achter zachte schil
een kus van u is wat ik wil
ik hoop dat u mij niet misduidt

u nadert nu met trage tred
het schijnt dat u mijn wens verstaat
mijn heimelijke streven raadt,
er niets meer is wat mij belet

u ziet hoe ik u adoreer
u bent toch, hoop ik niet beducht,
bevreesd dat ik u abuseer?

u wordt de vleugel voor mijn vlucht
zo brengt u mij in hoger sfeer
ik zwel mevrouw, ik zwel van zucht

een kus van u (elfde sonnet)

ik zwel mevrouw, ik zwel van zucht
mijn aders kloppen van het bloed
ik voel dat ik u kussen moet
pas dan ben ik weer opgelucht

waar zag ik ooit een fraaier mond?
wat zou het zalig toeven zijn
daar achter ’t vochtig lipgordijn
het duister waar mijn tong verzwond

twee passen nog, ik raak u aan
dan voelt het al van huid op huid
uw mond mevrouw, dat zacht orgaan

uw mond die zoekend lippen tuit
steeds minder ver van mij vandaan
ik bid dat u zich zoel ontsluit

een kus van u (twaalfde sonnet)

ik bid dat u zich zoel ontsluit
mij toegang biedt tot uw geheim
dat u mij opheft tot in zwijm
dat u mevrouw, mijn klokken luidt

een kus van u is wat ik vroeg
nu vrees ik dat als u mij kust
u aanzet tot een dieper lust
een kus van u is niet genoeg

ik zie uw pareltjes van zweet
het maakt mij haast ten einde raad
nu u zo dicht tot aan mij treedt

en ik verkeer in zulk een staat,
ik wens mevrouw uw zoete beet,
dat u mij eind’lijk binnen laat

een kus van u (dertiende sonnet)

dat u mij eind’lijk binnen laat!
als u mijn aandrift niet verhoort
terwijl u mij zo diep bekoort
begaat u hier een euveldaad

ik hoop bij u op bonne chance
een kus mevrouw, het paradijs
dat ik vervolgens binnen reis
dat is mijn pièce de résistance

u sluit mij nu met adem in
geen woord van u, geen beuzelpraat
u prikkelt slechts mevrouw, mijn zin

de toestemming op uw gelaat
-zo lees ik- dat ik u bemin
zodat de spanning zich ontlaadt

een kus van u (veertiende sonnet)

‘zodat de spanning zich ontlaadt’
dat zoek ik in uw kus en meer
ik zijg welhaast ter aarde neer
bemerk een man die naast mij staat

zo vloeiend als u mij passeert
u fluistert vol van dorst zijn naam
een bitter lot brengt u tesaam
een ander die u animeert

en hij is het die u nu proeft
oh, nederlaag die ik doorploeg
alleen ben ik en zielsbedroefd

zo’n marteling is mij genoeg
mijn zwijgend vragen afgetroefd
het is wat ik nooit eerder vroeg

een kus van u (vijftiende sonnet)

het is wat ik nooit eerder vroeg
‘u riekt een beetje uit de mond
ziet u niet hoe ik met u zwoeg
waarom ontsteekt uw geur mijn lont?

ik zoek uw kus, verschoont u mij
zo zucht ik naar een mild contact
langs lippenweefsel zacht als zij
dat mijn mond aan de uwe plakt

uw reuk bezwangert heel de lucht
zo lokt lijkt het uw malse fruit
ik zwel mevrouw, ik zwel van zucht
ik bid dat zich zoel ontsluit

dat u mij eind’lijk binnenlaat
zodat de spanning zich ontlaadt’

© ton de gruijter