donderdag 29 december 2016

radiofragment

afgelopen week mocht ik op de radio spreken, het fragment is te beluisteren via de link.

dinsdag 22 november 2016

dwarrelvrij


het vlaagt, het vlaagt, de wind is dol
wat los komt waant zich dwarrelvrij
en heel de lucht lijkt bladerblij
het wentelwaait van groensel vol

steeds naakter worden twijg en tak
‘tabee, tabee, wij gaan op pad!’
zo ziet men in haast heel de stad
het vrijgekomen loverdak

maar na de vrijheid wacht de dood
dat weet d’ inmiddels blote boom
aan ’t einde van zo’n korte droom
wacht rotting in de straat of sloot

© ton de gruijter 

vrijdag 2 september 2016

zes man sterk


o martelgang, o martelgang,
het duurde heel het leven lang
van eerste kreet, dat vals gejank
tot godvergeten laatste plank,
tot aan het eind, het ‘land in zicht’

er bleef niets meer dan dood gewicht
(nog goed te doen voor zes man sterk),
en beitelwerk in ‘n grauwe zerk

© ton de gruijter 

zondag 21 augustus 2016

het helen dat ik vrees


’t is niet zozeer da ’k lijden moet
als wel het helen dat ik vrees,
het gif dat men mij binnengiet
en ’t zinloos snijden in het vlees

het is het zuigen van het bloed
en dat men aan mijn lichaam voelt,
de slangen die men door mij steekt;
’t is ongetwijfeld goed bedoeld

ach, eng’len in het wit; geef toe,
uiteind’lijk wint de klok de race.
’t is niet zozeer da ‘k lijden moet
als wel het helen dat ik vrees

© ton de gruijter

donderdag 4 augustus 2016

tussen twee en drie


dit is voor tussen twee en drie
zo ongeveer,
wanneer je weer een keer
de droeve gang beloopt
en tegenstrijdigheden hoopt

begroet haar zacht,
maar vraag niet hoe het gaat
bespaar haar het om bestwil ‘’t gaat wel goed’
(zo is ze opgevoed, ‘wees niet tot last’)

pak liever de vermoeide handen vast,
ze steekt ze immers naar je uit
en geef wat warmte aan de huid
en deel een traan
maar spreek niet, zwijg,
de stilte zegt genoeg

zo tussen twee en drie
is ’t altijd nog te vroeg

© ton de gruijter 

maandag 4 juli 2016

fraaier heuvels


waar zag ik fraaier heuvels ooit
dan in het landschap dat u torst
eens daar verwijlen deed ik nooit
omdat ik zulks niet opp’ren dorst

mij daar vermeien voor een poos,
tot nu heb ik mij niet verstout
wellicht te blo, dat ik dan bloos
daar u mij voor een dolhoofd houdt

ik veins aan dat voorbij te gaan
wat u zo gul en glooiend tooit,
maar ’t doet mij stijf ter plekke staan;
waar zag ik fraaier heuvels ooit!

© ton de gruijter 

woensdag 29 juni 2016

de uitweg


de tas, de jas, de toegangspas,
ze zijn vanaf vandaag niet meer van nut
het grijze hoofd (onwennig) wordt gestut,
gevangen in een zijden das

men vindt toch nog een compliment,
een woord, een lach, dan koffie met wat taart
(nog nooit stond men zo om hem heen geschaard,
haast als cipiers van ’t vreemd moment)

ze veinzen afgunst om ’t pensioen
hij voelt het wel, maar speelt gewillig mee
en zegt geen spijt te voelen ‘ach welnee,
er is nog vast veel leuks te doen’

al snel zijn allen uitgepraat,
dan volgt het handen schudden, slap en kort
hij zoekt zijn uitweg op het richtingbord
waar niets meer op te lezen staat

© ton de gruijter 

zondag 5 juni 2016

orde


’t is goed bedoelde onschuld, ’t bellen van de tram
wanneer hij na het lossen van de beige groep
zijn spoor weer zoekt
zij weten beter, steken naar de stoep en wachten,
tot zij één voor één zijn ingeboekt

het is een dag als gister was,
’t geluid van buiten, al wat afleidt, veilig achter steen en glas

hier klinken alle stemmen zacht, de glimlach dooft
papieren glijden over ’t sleetse blad van de bureaus,
ervaren handen paraferen blauw en zwart
(een enkel vel legt men apart)
en af en toe verstoort een stempel hier de rust,
alsof hij ’t kussen te wellustig kust

hier is de orde van de dag,
met brood om twaalf en thee om drie
de middagzon verflauwt, aan morgen denkt zij al.

zij worden uitgeboekt,
bereiden zich op ’t bellen van de tram
die straks hun halte zoekt,
en weten, tussen hen die zonder zorgen zijn
(een jongen geeft zijn lief een zoen);
‘er is nog veel te doen’

© ton de gruijter 

vrijdag 20 mei 2016

broos (slot)


sinds kort verblijft zij in haar allerlaatste huis
(’t is niet meer dan een kamer met een bed)
er staan wat fotootjes van thuis

er valt niet veel meer op te schrijven
behalve het ‘doe dan maar niets’
dat helpt aan ’t eind misschien nog iets

zo werd ze dan; doorzichtig, broos
en iedereen is machteloos
want zo wordt alles vederlicht
en iedereen voelt dat gewicht

er lijkt maar één geluid te blijven,
de klok die onverstoorbaar tikt
‘het is nu eenmaal voorbeschikt’

ze spreekt nog één keer, fluisterzacht
‘ik moet nu gaan’
’t is eindelijk voor altijd nacht

© ton de gruijter
(een herschreven tekst van 17 en 28-05-2008)

woensdag 18 mei 2016

broos (4)


haar hand voelt breekbaar, zij is botten zonder wil
(alleen haar ogen vlammen af en toe)
en heel de kamer zwijgt, ’t is stil

er mag wat water aan een stokje
en dan voorzichtig langs de mond
een ritueel, de lippen rond

ze zit aan plastic slangen vast
ze wordt gevuld en weer ontlast
het druppelt door haar, af en aan
zo rekt men hier nog het bestaan

ik gun haar eigenlijk een slokje
dat mag niet van het protocol,
dan slaat – zegt men – het lijf op hol

’t is overmorgen moederdag.
van buiten klinkt
(van mensen in de zon) gelach

© ton de gruijter
(een herschreven tekst van 09-05-2008)

maandag 16 mei 2016

broos (3)


de eerste hap slaagt vrijwel steeds bij poging twee
(alleen gaat niet, maar samen lukt het net)
haar lege vork prikt dapper mee

en dan verliest ze zich in dromen
alsof ze in de stoel verdwijnt
en langzaam, langzaam, verder kwijnt

ik kijk naar haar, zo als ze zit
de huid is bijna albastwit
en rond de ogen rozerood
zo lijkt ze al een beetje dood

dan blijkt er weer wat lucht te komen,
beweegt een ader, blauwig-zwart,
een buitenpost van ’t oude hart

het lijkt alsof de hand zich kromt,
een zacht verzet,
nog niet gereed voor wat nog komt

© ton de gruijter
(een herschreven tekst van 30-04-2008)

zaterdag 14 mei 2016

broos (2)


ze wacht, met lege ogen, stijf gesloten mond
(als angstig kind dat naar een tandarts moet)
haar tas staat naast haar op de grond

de lange stilte wordt verdreven
ze kijkt niet op, maar hoort het wel
’t is onverbiddelijk, de bel

ik speel de onverschilligheid
terwijl ik haar de lift in leid
beneden schijnt de zon, ik lach
en lieg ‘het wordt een mooie dag’

ik twijfel zélf ook nog, heel even,
maar help – het moet – haar in de bus
wat rest mij dan de judaskus?

en dan verdwijnt ze, niets ziend, bang,
want ergens wacht
de eerste keer de dagopvang

© ton de gruijter
(een herschreven tekst van 24-04-2008)

donderdag 12 mei 2016

broos


de broze botten drukken amper op de bank,
(het lichaam is hier zachtjes neergezet)
een kussen steunt haar in de flank

ik snij het brood in mussenhapjes
en help haar met de koffiekop
ze lacht, als om een goede mop

maar in de ogen woont weer mist,
de blik die vroeger altijd wist
hoe alles was en alles ging
zoekt nu naar een herinnering

ze loopt met kleine, slappe stapjes
(en meestal haalt ze net
de afstand naar ’t toilet)

ze krijgt het koud, ik pak de jas
en steun de arm
die vroeger van mijn moeder was

© ton de gruijter
(een herschreven tekst van 08-02-2008)

maandag 21 maart 2016

onder elkaar


een deur slechts, grens van hout en ruit,
verbergt de tempel voor het burgeroog
(verstandig volk leidt ’t leven liever droog)
maar hier stapt men de wurging uit

en dan een man die ’t zwijgen breekt,
vertrouwend op wie nu aanwezig is
(in ieder ’s ogen grijst hetzelfd’ gemis)
een man die tegen broeders spreekt

‘ontkurk de kruik, het trouw kompas
een heilwens dan, als lied voor d’ lege lucht
verkort de spanne tussen zucht en vlucht,
o lotgenoten, hef het glas’

© ton de gruijter 

dinsdag 15 maart 2016

bezoek


ja, zelfs het stof bewoog hier door de bel
en danste langs het oud behang
in deze niet zo vaak belopen gang
alsof het schrok van ’t plots geluid, zo schel

en hij bleef eerst nog denken -‘zal ik gaan,
want wie bezoekt mij hier nu nog?’-
maar na een tweede klank ging hij dan toch,
ontsloot de deur en zag een dame staan

haar naam, doorsneden door het straatgeluid,
vernam hij niet en ook de traan,
die blonk in ’t oog, zou hij toch niet verstaan
hij sloot de deur, zij gleed zijn blikveld uit

want evenmin herkende hij haar kleur,
zo anders dan het beeld, zwart-wit
en grijs gestold, zoals in ’t album zit,
zij bleef een vreemde, storend aan de deur

© ton de gruijter 

dinsdag 26 januari 2016

onvoltooid verleden tijd


ook schaduw is niets meer dan schaduw,
de lange straat is korter nu dan toen
zelfs grote kamers lijken klein
en bij een plotse pijn
heelt nu niet meer een moederzoen

vertrouwenwekkend was de lach van ouders, tantes, ooms,
maar langzaam stroopten zij haast alles van mij af,
mijn veiligheid, mijn droom
en alles wat mij warmte gaf

er is geen jungle in het park,
patronen in ’t behang vertellen geen verhalen meer
op oude zolders wonen blokken, bal en beer

de broekspijp reikt tot ver voorbij de knie,
en toch; ’t is koud, ik voel me naakter nog dan ooit
mijn jeugd ontnam bij ’t scheiden mij mijn fantasie
ver vóór haar werk echt werd voltooid

© ton de gruijter

maandag 18 januari 2016

handen


de eerste hand, zo wordt gezegd,
die moest wel van een moeder zijn,
de dag dat jij
in ’t lichaam werd gelegd
als troost,
bij d’ eerste pijn

een vadershand aan d’ and’re kant
bij ’t moeizaam lopen, staan
de lessen aan ’t onwennig lijf,
van zwaaien tot aan slaan,
het spel van soepel tot aan stijf

en dan de partners en het kind,
wiens kleine hand, door jou gestuurd,
het eigen leven vindt,
waarlangs het jouwe schuurt

je kent ze allemaal, behalve één;
wie deelt jouw vroeger hand op het moment
dat eindelijk het moe geworden vlees, verdord,
teruggetrokken wordt,
zodat de geest weer vrijheid kent?

© ton de gruijter 

maandag 4 januari 2016

passanten


’t is vaak in de zwartere dagen
of bij een volhardende nacht
dat zelfs door wie doorgaans passeren
een weifelmoment wordt gewacht

dan waait het geluid van de stemmen
de godshuizen uit, over straat
dan warmt soms het andere denken
degeen die de haast even laat

het lijkt dan wanneer iemand luistert
de schouders ophaalt voor bedrog,
of plots kraag of jaspand nog fluistert
‘wees stil nu, wellicht is het toch..’

© ton de gruijter